top of page

Verhalen lezen

Gemeentewapen van Papendrecht

Bron: Nico Knol



Een keramiek van het gemeentewapen. Deze bevindt zich boven de ingang van het gemeentehuis.

De gemeente Papendrecht kent slechts één ruïne. Het bouwsel zat lange tijd verstopt onder de grond maar is naar de oppervlakte gebracht zodat het voor geïnteresseerden te bezichtigen is. Het betreft hier niet de overblijfselen van een burcht, een boerderij of een eenvoudige woning, maar de fundering van een watermolen. Deze is te vinden op het grasveld tussen de J. van Heemskerckstraat en de Burgemeester Keijzerweg. De fundamenten vormen de onderbouw van een molen, die in 1870 gesloopt werd en samen met een gelijksoortige watermolen rond 1700 werden gebouwd. De andere molen, ook in 1870 gesloopt, stond in de buurt van het Noordhoekse Wiel.


Rond 1960 werden ook de restanten van deze watermolen teruggevonden. Bij het inrichten van het park rondom het Wiel heeft de gemeente de resten opgegraven, kennis genomen van de exacte ligging en de boel weer netjes toegedekt. Een deel is zichtbaar gemaakt en voorzien van een naamplaat. Om het verleden levend te houden is toen besloten om de fundamenten langs de Burg. Keijzerweg bloot te leggen en te herstellen met opgebouwd metselwerk. Het resultaat is al enkele decennia te bewonderen, tenminste als het gras niet te hoog staat. Een derde watermolen stond in polder Het Nieuwland, tegen de grens van Alblasserdam. De vraag is of deze watermolens een beslissende rol hebben gespeeld bij het ontwerp van het Papendrechtse gemeentewapen. Het antwoord daarop is, paradoxaal genoeg, zowel ja als nee, maar daarover verderop meer.


Fundering van de watermolen langs de Burgermeester Keijzerweg.

Deze molen werd gebouwd rond 1700 en gesloopt in 1870.



Tras als metselspecie

In het verre verleden kende Papendrecht vijf molens. Trasmolen “de Ruijter”, gebouwd in 1669 onder aan de Veerdam, was er één van. Tras is fijngemalen tufsteen en vermengd met water en kalk was het een uitstekende metselspecie. Het trassteen werd ingevoerd vanuit Duitsland. Dordrecht vormde lange tijd het centrum van de Nederlandse trassteenhandel.


Het tras, eenmaal gemalen, werd als hoogwaardige metselspecie verkocht, speciaal voor waterwerken want zelfs bij gebruik onder water bleven de kwaliteiten behouden. Op den duur ontstond concurrentie met de Duitsers, die zowel de kwaliteit als de prijs in de strijd gooiden. Dit in de zin dat zij een mindere kwaliteit gingen leveren tegen, uiteraard, een lagere prijs. Langzaamaan werd de trasindustrie minder interessant in Nederland en aan het eind van de negentiende eeuw kwam deze geheel tot stilstand.


De Papendrechtse trasmolen werd in 1889 gesloopt. Op de plaats waar “de Ruijter” stond liet de laatste eigenaar van de molen, familie van de Velde, begin vorige eeuw een riant woonhuis neerzetten met een eigen insteekhaven en schitterend uitzicht op de rivier de Merwede en het pontveer naar Dordrecht. Tot aan de sloop in 1970 voor de verbreding van de rivier, is de villa zowel woonhuis als kantoor geweest voor familie van der Peijl.


Een stenen korenmolen

Aan het begin van de Kerkbuurt heeft ruim honderd jaar korenmolen “de Hoop”gestaan, gebouwd in 1813. Deze was van steen, als vervanging van de houten molen. De stenen molen was ook hoger dan zijn voorganger omdat de oude molen niet meer volledig op de wind kon staan door de toenemende bebouwing. Een molen moet geen last hebben van windvangende obstakels en heeft daarom voor een goed functioneren een vrije ruimte van honderd tot driehonderd meter nodig. Rond 1900 ontstonden er steeds meer stoomaangedreven maalbedrijven; goedkoper, sneller en betrouwbaarder. De laatste molenaar van “de Hoop”, Rijshouwer, kon de concurrentie niet meer bolwerken, de molen stond steeds langer stil door gebrek aan werk en verviel al snel in verwaarlozing. In 1918 werd hij afgebroken en op deze plaats werd een nieuw woonhuis gebouwd, nu bekend als Kerkbuurt 120.


Gouden molens op lazuur


Zoals eerder beloofd zou ik terugkomen op de betekenis en het ontstaan van het Papendrechtse gemeentewapen. Wat is de functie van de drie identieke molens in het ontwerp en zijn er overeenkomsten met andere gemeentewapens binnen Nederland? De officiële beschrijving van het wapen is als volgt: “van lazuur, beladen met drie molens van goud, bevestigd bij besluit van de Hoge Raad van Adel op 24 juli 1816”.


Begin 1800 deed Koning Willem 1 het voorstel om de overheidsheraldiek, waaronder ook de gemeentewapens vallen, in betere banen te leiden. Kennelijk was het tot die tijd een rommeltje en was gebleken dat er op het gebied van gemeentewapens weinig officieel was vastgelegd. In het hele land werden steden, dorpen en provincies opgeroepen om bestaande wapens te laten bevestigen of nieuwe wapens te laten registreren. Ook de gemeente Papendrecht, dat toen zo’n duizend inwoners telde, kreeg het verzoek. Toen in reactie op de oproep van de Hoge Raad van Adel de verzoeken voor gemeentewapens binnenstroomden bleken er zoveel wapens bevestigd of verleend te moeten worden dat dit niet meer door de Koning op korte termijn kon worden afgehandeld.


Op deze plattegrond is de locatie aangegeven waar de drie Papendrechtse watermolens hebben gestaan.

Besloten werd in 1816 dat deze werkzaamheden door de Hoge Raad in naam van de Koning zouden worden uitgevoerd. In de provincie Zuid-Holland en de andere provincies zijn er in het jaar 1816 heel veel wapens van dorpen en steden bevestigd, allemaal op dezelfde datum, 24 juli. Gemeentebesturen dienden hun verzoeken voor gemeentewapens in, vaak zonder enig onderzoek of voorbereiding en met zo weinig informatie dat je hoogstens kon spreken van een summiere toelichting met betrekking tot uitvoering, vorm, thematiek en kleur.


De heraldiek kent een groepsverdeling in afbeeldingen. Papendrecht koos voor de groep bouwwerken, zoals Tilburg en Alkmaar, die beiden een burcht in hun wapen hebben. Waarschijnlijk leverde de gemeente een zeer beknopte omschrijving voor het gewenste wapen, namelijk molens, drie stuks; verdere wensen werden niet aangegeven.


In de hectische periode van 1816 was enige vorm van navraag of verificatie door de Hoge Raad niet mogelijk. Als gegevens over bijvoorbeeld kleur en vorm door de aanvrager niet bekend waren bij de Hoge Raad werd het wapen standaard door hen uitgevoerd in blauw (lazuur) en goud. Bekend is dat vóór 1816 al door de gemeente Papendrecht een wapen werd gehanteerd, in ovale vorm. Maar blijkbaar heeft de betreffende ambtenaar toen geen voorkeur voor de vorm opgegeven en zodoende werd, omwille van een snelle afwikkeling, gegrepen naar de veel toegepaste standaardvorm, rechthoekig met een minimale versiering aan de onderzijde.


Het begrip “molen” werd door de gemeente in het verzoek waarschijnlijk niet nader omschreven. De Hoge Raad ontwierp de afbeelding dus verder geheel volgens eigen inzicht: ontbreken er gegevens dan vullen we die zelf in. In die tijd had een afbeelding van een molen op een wapen vaak de vorm van een watermolen, dat wil zeggen zonder omgang en met de wieken naar de beschouwer gekeerd, ongeacht of dit wel of niet voor de aanvrager van toepassing was.


De jongste watermolen stond in de polder Nieuwland, op de grens van Papendrecht en Alblasserdam. Het arbeidershuisje, zonder water en elektriciteit, werd bewoont door de molenaar en zijn gezin. De molen is gebouwd in 1855 en afgebroken in 1936.

Drie molens

Onderzoek heeft aangetoond dat de gemeente Papendrecht het aantal molens wel exact heeft aangeven, maar waarop is het aantal van 3 (identieke molens) dan gebaseerd? De ene theorie gaat er vanuit dat er drie watermolens in Papendrecht waren en dat is een feit waar geen twijfel over bestaat. De afgebeelde molens in het gemeentewapen zijn onderling inderdaad identiek. Het ligt dan voor de hand om te veronderstellen dat in het wapen drie watermolens zijn geplaatst.


Een andere gedachte gaat uit van de drie verschillende soorten molens, namelijk een trasmolen, een korenmolen en watermolens. Wat is waar? Zoals eerder gezegd, werd als er geen verdere informatie was bijgevoegd door de aanvrager, altijd een standaardafbeelding van een watermolen toegepast. De drie identieke molentjes zijn dus geen enkel bewijs voor de stelling dat in het wapen watermolens zijn toegepast.


De twee genoemde watermolens langs de Burg. Keijzerweg en bij het Noordhoekse Wiel werden waarschijnlijk begin 1700 gebouwd en zeker is dat ze beiden in 1870 werden afgebroken. De derde watermolen in de buitenpolder Het Nieuwland werd pas in 1855 gebouwd en gesloopt in 1936. In 1816, toen het Papendrechtse gemeentewapen werd ontworpen waren er dus slechts twee watermolens in de gemeente, de derde werd enkele tientallen jaren later gebouwd. Dit bewijst dat het ontwerp van het wapen is gebaseerd op de drie verschillende soorten molens binnen de gemeente.

54 weergaven0 opmerkingen
bottom of page