Ingezonden door: Piet de Koning
Als kind woonde ik aan de dijk op Bosch 37. Later zijn we verhuisd naar Bosch 24, dat was een nieuw huis in een gewone buurt tegenover dokter Moolhuizen. Toen ik jong was waren er al enkele auto's in het dorp, namelijk die van de dokter, notaris en de veearts. Mijn lievelingseten was spruitjes met draadjesvlees maar dat was er zelden, de spruitjes teelden we zelf. In de winter kregen we erwtensoep, moeder kookte dan anderhalf pond doorregen spek mee, later aten we dit koud op brood met mosterd. Soms aten we ook biestepap met beschuit. Als je jarig was kreeg je een extra koekje, en werd er een fles gazeuse opengetrokken.
We hadden een prachtig uitzicht over de polder naar Oud-Alblas en naar Bleskensgraaf, zo'n 11 kilometer verderop. Naast mijn bed liep de schoorsteen van de kamer, daarnaast stond altijd een zak suiker, die bleef droog op die plek. Huisdieren? Ja, in die tijd hadden we hoofdluis, makkelijke beestjes, hoef je niet uit te laten, je had wel veel jeuk en moeder moest ‘s avonds kammen met een stofkam. We hadden ook 7 kippen en een haan. Die haan vloog pa aan, hij zei: dat doe je maar één keer vriend! En 's zondags stond hij op tafel. Iedereen wilde wel een gebraden poot, maar ja, een haan heeft maar twee poten dus daar was wel eens gekibbel over.
Een eigen kamer dat was niet aan de orde in onze jeugd, we hadden ook geen spullen, ja een zakmes om je klompen af te schrappen of een touwtje door te snijden. Op mijn slaapkamer stonden twee bedden voor vier jongens. Er lag koud zeil op de vloer, je was 's winters gelijk goed wakker als je uit bed stapte. Soms vroor het dat het kraakte met millimeters dik ijs op de ruiten, we hadden lang werk om met onze adem een kijkgaatje erin te maken.
We woonden toen op Bosch 37 en ik had altijd een touw, of zoals je dat tegenwoordig noemt een tuigje om mijn middel. Dat touw was precies lang genoeg dat ik op de dijk kon komen, en ook lang genoeg dat ik tot bijna achterin bij de Gantel kon. Omdat ik me een keer los geworsteld had van dat touw ben ik toen bij hoog water in de Gantel gevallen, buurman Elemans zag mijn pet drijven en heeft me er uitgehaald, anders was ik verdronken.
Ik mocht op zondag weleens op de Vos zitten, maar het paard is uiteindelijk naar de slager gegaan. Het had de maandagziekte, dan had het paard het weekend niet gewerkt en kon het op maandag niet meer overeind komen. We hebben hem uit de stal gesleept en toen is-ie afgehaald door slager Nijman uit Dordrecht. Later toen ik naar school liep kwam ik langs de slager en ging ik er nog een biefstuk halen van de Vos, die kreeg ik toen gratis mee.
We gingen zondag om half 9 naar de Katholieke kerk. Pa bleef altijd thuis, nadat wij weer thuis waren gekomen ging hij zelf naar de Hervormde kerk, meestal samen met mijn oom. Naar de Hervormde kerk was altijd een hele optocht zoveel mensen gingen ernaar toe, de boeren sloten meestal aan op de fiets, die waren vaak later omdat er gemolken moest worden.
Uit het boek: Vaders herinneringen. Copyright Piet de Koning / annemariedekoning@yahoo.com
Comments