Ingezonden door: Anoniem.
De eerste die hedenmorgen terecht stond was Jan Cornelis de K, 28 jaar oud, bode en vrachtrijder op Dordrecht, wonende te Sliedrecht, doch thans in voorlopige hechtenis. Beklaagde moest zich verantwoorden wegens het wegnemen van verschillende winkelgoederen ten nadele van de winkelier Willem van Dalen te Papendrecht.
Deze had gemerkt dat ondanks zijn grootere omzet, de winst minder werd. Daarom dacht hij aan diefstal, want de huishouding was niet duurder dan vroeger, daar kon het verlies niet in zitten. Zijn dochter maakte hem er in januari attent op, dat de K die als gewoonlijk goederen voor Van Dalen, welke hij uit Dordt voor hem had aangevoerd, op de zolder had gebracht, terug kwam met een pak kaarsen in den jaszak. Dit deelde Van Dalen aan den brigadier der marechaussee te Papendrecht, Marcusse mede. Deze stelde zich op 26 januari met den marechaussee Verhey op de zolder van Van Dalen verdekt op. Ze zagen dat de K twee maal op de zolder kwam en er een pak neerlegde, doch ook dat hij beide malen wat van de zolder meenam, kaarsen en bussen cacao. Toen beklaagde buiten was bij de wagen werd hij door de marechaussee onder handen genomen en bekende hij.
Hij verklaarde toen ook dat hij in de loop van 1910 reeds veel meer had ontvreemd. Onder andere een vaatje zeep dat nog in zijn pakhuis in Sliedrecht stond, abdy siroop, een zak mais (welke reeds half aan de kippen was gevoerd), kaarsen, maïzena, bussen Blokkers en Van Houten cacao, enz. Van Dalen verklaarde dat hij wel voor 500 gulden bestolen was. Doch beklaagde ontkende dat hij zoo veel had ontvreemd, slechts tezamen voor een 60 gulden.
Op een vraag van den verdediger mr Nederlof verklaarde Van Dalen, dat op de zolder waar de goederen zijn gestolen, bijna niemand kwam. Beklaagde genoot het volste vertrouwen en ging steeds met de aangevoerde goederen naar de zolder. Van Dalen verklaarde, daarnaar gevraagd door den ambtenaar van het o.m., dat het hem bekend is dat beklaagde de K te Sliedrecht in goeden doen verkeert en er een eigen huis heeft, doch als zeer gierig bekend staat. Brigadier Marcusse deelde mede dat beklaagde te Sliedrecht als gunstig bekend stond. Beklaagde zelf kon geen oorzaak voor zijn daad opgeven.
De ambtenaar van het o.m., de feiten bewezen achtende, wees erop dat beklaagde de K een goede zaak had. En dat alleen gierigheid en schraapzucht hem tot het misdrijf hebben gebracht. Geeischt werd 4 maanden gevangenis met aftrek der voorlopige hechtenis.
Comments