Online
Interactief
Cultureel
Erfgoed
Oud-Papendrecht.nl is onderdeel van de stichting Promotie Papendrecht
Middenstand - 1910-1919
De kleine middenstanders. Wat hadden wij er vroeger veel in Papendrecht. Op ieder stukje dijk kwam je er wel 1 tegen. Bakkers, melkboeren, slagers en kruideniers in overvloed. Allemaal van die leuke kleine winkeltjes en bedrijfjes die een eigen verhaal hadden. Het is jammer dat met de komst van de grootwinkelbedrijven, dit stukje nostalgie is verdwenen.
​
Op deze pagina vindt u een verzameling verhalen voor en door de kleine middenstanders van weleer.
​
Heeft u nog een leuk verhaal voor ons? Neem dan contact met ons op!
Een kleurrijke koopman
Adriaan van Wijngaarden van het Westeind 111, de kleinste ondernemer in ons dorp, want wat had hij nu eigenlijk, een karretje en een hutkoffer waar zijn handel in zat, een paar schoenen om mee te lopen, en een pet die tevens opbergplaats was voor zijn papiergeld zoals guldenbiljetten en af en toe een biljet van een rijksdaalder, Adriaan was marskramer, en een bekende verschijning in het dorp
waar hij wel groot in was, is het aantal bijnamen die hij had, iedereen had vroeger wel een bijnaam, denk maar eens aan : Teun de snoek, aai de pekstok, Gerrit de gaper, Theo prik, Gijs de pil, adriaan overtrof ze allemaal met : Adriaan koopje, het koffierund, de theeleut, Adriaan de sjacheraar, en de mooiste Adriaan sjeklaat ( Papendrechts voor chocolade )
​
Adriaan was zoals gezegd marskramer, hij verkocht de duvel en z'n ouwe moer, je kon het zo gek niet opnoemen of hij had het, artikelen zoals : drop, snoep, sjeklaat, koffie, thee, koekjes, maar ook schoensmeer, schoenveters, pannenlappen, muizenvallen, pleisters, eigenlijk alles wat los en vast zat, en klein was, het moest immers in zijn karretje passen, hij kwam wekelijks bij zijn vaste klanten langs, dan was het bakkie koffie doen vrouwtje, de dorpsroddels werden uitgewisseld want hij wist alles van iedereen, en natuurlijk verkocht hij wat.
​
​
Maar hoe kwam Adriaan aan zijn handel, van een grossier of groothandel had hij nog nooit gehoord, hij struinde gewoon alle winkeliers af, een bekende uitspraak van hem was daar : koopje hoor ! zo haalde hij zijn handeltje bij de huizertjes, een klein kruidenierswinkeltje in het Westeind, en bijna zijn overbuurman, het snoep haalde hij bij Gijs de pil, toetebat werd weleens aangedaan, bij bakker boer op het oude veer dook hij regenmatig de bakkerij in, ze hadden regelmatig breuk en misbaksels, na behandeling door Adriaan hadden de koekjes gewoon een andere vorm, en hij verkocht ze, bij Boerman haalde hij ondermeer zijn sjeklaat weg, want ze hadden daar muizen in de opslag die regelmatig zaten te knabbelen.
Nee niet 1 reep maar van zo'n 30 of 40 een klein stukje en gewoon niet meer te verkopen, Adriaan was er blij mee, hij haalde het papier eraf, het slechte stuk eraf, brak ze in stukken er verkocht ze, komt hij eens een keer bij Gerrit de gaper, ofwel drogist Gerrit punt, vraagt hij : Gerrit heb je nog dochters voor me, waarop Gerrit antwoordde, nee ik heb 1 zoon en die is niet van de verkeerde kant, Adriaan bedoelde natuurlijk winkeldochters ( een product wat al lang in een winkel ligt, en eigenlijk nooit verkocht wordt ) hij haalde daar het nodige weg, want Gerrit had altijd wel wat, zoals drop, pleisters.
Gerrit verzorgde regelmatig de ehbo kisten voor bedrijven, daar moest natuurlijk weleens wat vervangen worden, af en toe ging er eens een flesje eau de cologne mee, wat in de winkel gestaan had, als monster, er was dan een beetje uit, maar daar gaf Adriaan niet om, het waren allemaal koopjes voor Adriaan. Adriaan heeft nooit rommel verkocht, hij maakte gewoon gebruik van de mogelijkheden die er waren, de term : het geld ligt op straat, je moet alleen even bukken om het op te rapen, zou voor hem niet misstaan.
Wie was Hendrik van Wijngaarden?
Hendrik van Wijngaarden begon in 1910 als zelfstandig loswerkman, ook wel dagloner genoemd, tegenwoordig heet dat zzp 'er, hij was getrouwd met cornelia de munter, het echtpaar woonde aan het westeind nr 40, en hadden 8 kinderen.
​
​
​
​
​
​
​
​
​
​
​
​
hendrik verhuurde zich als loswerkman aan boeren, die hem uiteraard het best betaalde, 's Zomers was dat meestal geen probleem, er was werk in overvloed. 's Winters was natuurlijk een ander verhaal, de boeren die hem 's Winters ook werk konden verschaffen hadden natuurlijk zijn voorkeur, en als het toch eens tegen zat, kon hij altijd bij een van de scheepswerfjes terecht, hij kon nog aardig timmeren ook, en desnoods stapte hij op zo'n scheepswerf het pekhok in, hij had gewoon altijd werk, een zzp'er uit deze tijd zal er jaloers op zijn.
Werkzaamheden: stallen uitmesten
Als de koeien eenmaal in de wei stonden, begon de kassa te rinkelen voor hendrik, want een koe die heel de winter op stal staat, produceert natuurlijk een hoop afval, de stallen moesten schoongemaakt worden, de gierkelder moest leeg, wat deed de slimmerik, hij gooide al die mest bij een boer op het erf, ze hadden toch ruimte in overvloed, leende ergens een bakfiets, en verkocht de mest aan de tuinders, die graag koe of stalmest hadden, tuinders in overvloed in Papendrecht.
​
​
​
Denk maar eens aan v.d. linden, van Asperen, v d leer, v wijngaarden, dus die handel was zo weg, en voor de tuinders natuurlijk makkelijk het werd gewoon op het land bezorgd. en voor hendrik 2x kassa, hij kreeg betaald voor de stallen schoonmaken, en voor de mest die hij bezorgd had.
Werkzaamheden: hooien
De hooitijd was natuurlijk toptijd voor hendrik, hij bleef dan gewoon op het land, werkte daar en sliep daar , bouwde een hooischelf als slaapplaats, stond op als het licht werd, en ging slapen als het donker werd, zijn vrouw bracht hem dagelijks eten op een afgesproken plaats, meestal was dat de korte tiendweg, bij het bruggetje, dat eten was niet zo'n klein beetje, het was gewoon een heel brood, een stuk gekookt spek, een homp kaas, en een fles water, melk had hij meestal in overvloed, hij zocht gewoon een weiland op waar koeien in liepen.
​
​
​
​
​
​
​
​
Als het hooi van het land af moest, was het wagens laden, of de praam vol, en zorgen dat het bij de boer terecht kwam, daarna kwam het echt zware werk, de sloten rond de weilanden moesten uitgebaggerd worden, vroeger deed men dat met een zeis en een touw eraan, die in het water gegooid werd, en vervolgens weer ingehaald werd, de troep op het land latend, en reken maar dat dit goed moest gebeuren, want er vond 1 maal per jaar een schouw plaats, niet goed kwam er een boete, de sloten en weteringen moesten bevaarbaar blijven.
Werkzaamheden: koeien verplaatsen
Zodra de koeien de wei in moesten kreeg hij het druk, het begon met het uit de stal halen van die beesten om ze vervolgens een paar kilometer verder op in een weiland te zetten, dat vergde nogal wat, want een koe wil ook wel eens een andere kant op.
Hij was eigenlijk een cowboy maar dan meestal zonder paard, eenmaal bij een weiland aangekomen ging het eigenlijk allemaal vanzelf, de koeien roken het gras, en waren zo mak als wat, er waren weilanden bij die niet via een weg of pad te benaderen waren, hendrik zette ze in een praam, waar hij beugels in had laten maken om die koeien aan vast te zetten, en vaarde ze over naar het weiland.
Werkzaamheden: melken
Een koe moet natuurlijk 2 keer per dag gemolken worden, hendrik kon dat als geen ander, voor de weilanden die slecht bereikbaar waren, was hij met zijn praam natuurlijk de aangewezen persoon om dit te doen, ook al omdat de boeren dit zelf te tijdrovend vonden.
's Morgens vroeg begon hij met ophalen van lege bussen bij de boer, om daarna te gaan melken op het land, liet vervolgens de melkbussen op het land, om aan het eind van de middag zo rond 5 uur, weer te gaan melken, en met een praam vol melkbussen weer terug te komen om ze bij de boer af te zetten. Vreselijk zwaar werk allemaal want in een melkbus ging 50 liter melk, maar daar had hij wel een truc op bedacht, hij liet ze gewoon rollen,
Het weekend
In het weekend deed hij het rustig aan, nadat hij vrijdagsavonds thuis gekomen was, kreeg hij eerst een wasbeurt, want hij zag er niet uit, een baard van een week, en hendrik pruimde nogal dus er bleef wel eens wat aan zijn gezicht en baard hangen, dat moest er allemaal af, zodat hij weer het mannetje was, want 's Zaterdags moest hij gaan afrekenen bij de boeren.
Vervolgens ging hij de winkeliers af, om te betalen wat moeder de vrouw die week op de pof gekocht had, vroeger was dit heel gebruikelijk, wat overbleef werd in de bedstee gestopt, met al dat harde werken en zuinig zijn heeft hij wel een eigen huis verdient.
Zijn bijverdiensten
Natuurlijk had hij de nodige bijverdiensten, hij kon goed met paard en wagen overweg, dus werd hij regelmatig gevraagd als koetsier bij trouwerijen en begrafenissen, in het najaar en 's winters als er in de blauwe zaal tegenover zijn huis in het Westeind veel te doen was, werd hij door v d heuvel de toenmalige beheerder ingehuurd om alles klaar te zetten, en later weer op te ruimen, tja en in de weilanden kwam hij ook nog weleens een konijn of haas tegen, die voor zijn voeten liep, een klap en het beestje ging mee naar huis, werd geslacht en verkocht, om van paling maar niet te spreken.
Hij wist precies hoe hij het moest doen, 's avonds op een weiland een stok of 25 in de grond met haak en worm eraan, en tegen de ochtend eruit halen, hij bewaarde de paling gewoon in een melkbus, die dan vrijdags mee naar huis kwam, het was natuurlijk gewoon stropen wat hij deed, de agenten hadden daar geen grip op, ze konden niet bij de weilanden waar hij zat, of ze hadden er geen zin in, hij werd wel eens opgewacht natuurlijk, dan was zijn verhaal : ja mannen, ik heb heel de week in de polder gezeten, en daar vang je nogal eens wat, om dan vervolgens triomfantelijk een hengeltje met een tuigje uit zijn praam te halen.
aan jan viveen de vishandelaar, werd de nodige paling verkocht, dat was tenslotte ook weer geld voor in de bedstee, de mooiste palingen hield hij natuurlijk zelf en werden gerookt, hij had bij krijn ijzerman hiervoor een oud olievat op de kop getikt en ging daarin die paling roken, het was s'zondags natuurlijk een feestmaal voor de familie. Hendrik heeft tot zijn "van drees trekken" zoals hijzelf de aow noemde altijd hard gewerkt, daarna is hij het rustig aan gaan doen, al werd er regelmatig nog een beroep op hem gedaan.
Van der Linden aannemers
jacob en henk v d linden richten in 1912 hun bedrijf op en starten in de oude hooischuur naast hun woning in het bosch nr 13, metselwerk, onderhoudswerk en het witten van tuinderskassen waren toen hun hoofdactiviteiten, de klanten werden bezocht met een handkar, die later vervangen werd door twee bakfietsen. In de 2de wereldoorlog waren er in duitsland bouwvakkers nodig, dus doken de 2 broers onder, het pand werd door de duitsers in beslag genomen, die vervolgens in de oude hooischuur grotere deuren plaatsen, zodat ze er hun vrachtwagens in konden parkeren, voor alles en iedereen uit het zicht. Na de oorlog groeide het bedrijf enorm, de werkzaamheden werden uitgebreid met de bouw van woningen en schuren, er waren 7 vaste medewerkers in dienst, die allemaal een goede boterham verdienden. Op 1 september 1979, wordt het bedrijf, overgenomen door w hooikaas.
De slagerij van de gebroeders Vink
Tinus Vink senior begon in 1912 een slagerij op het Oosteind, zijn beide zonen Tinus junior en Gerrit komen later ook in het bedrijf te werken, Tinus jr neemt de winkel van zijn vader op het Oosteind over, en Gerrit begint een slagerij in het bosch, naast het toenmalige groene kruis gebouw, de specialiteit van beide slagers was de verse worst.
​
Wij Papendrechters denken nog steeds dat de slavink een uitvinding is geweest van SLAger VINK, helaas voor de gebroeders vink is dit niet waar, de slavink is in 1952 ontstaan bij slager Spoelders in laren, volgens die slager is de naam ontstaan, omdat hij qua vorm lijkt op een blinde vink en lekker is bij sla, Gerrit vink uit het bosch introduceerde wel als 1e slager in Papendrecht de slavink.
​
​
​
​
​
​
​
​
​
​
​
​
​
​
​
Tinus Vink van het Oosteind had een hele grote bezorgwijk, zijn knecht j Gortemuller reed dagelijks door Papendrecht en deels Sliedrecht om bestellingen weg te brengen, Gerrit vink pakte het heel anders aan, Gerrit had geen bezorgwijk, en als hij eens een keer wat had, nam de knecht van zijn broer Tinus het wel mee, Gerrit had op de achterzijde van zijn pand in hele grote witte letters SLAGERIJ laten schilderen, dat moest wel opvallen natuurlijk, de schippers die dat zagen gingen graag voor anker, liepen over het dijkje van de buitenwaard, de plank over de gantel op, zo naar de slagerij van Gerrit, en reken maar dat hier grote klanten bij zaten, die voor weken vlees mee namen.
​
Tinus vink is in 1964 gestopt op het Oosteind met zijn slagerij, het pand werd gesloopt in verband met de aanleg van het industrieterrein, Gerrit vink heeft enkele jaren later zijn slagerij verkocht aan kees de jager, die overigens later de slagerij weer verkocht aan valk, om zelf naar canada te emigreren.
Het café van de familie Hubers
Als je vroeger de vraag stelde waar is het café van de familie Hubers, dan wist bijna niemand dit, stelde je de vraag waar is de witte ballon, en dan hoefde je er geeneens café erbij te zeggen, dan wist iedereen het. Het café is in 1913 gebouwd door bierbrouwerij de griffioen van de gebroeders van schalk uit Schiedam, en afgebroken in 1964 in verband met de aanleg van het industriegebied. Er is natuurlijk best het 1 en ander gebeurt in die 50 jaar, het café heeft diverse dijkverhogingen meegemaakt, vergelijk de foto maar eens, en kijk dan vooral naar de ruimte tussen de vensterbank en het wegdek, in 1930 zijn de 3 woningen naast het café geheel afgebrand, de witte ballon bleef behouden.
​
Voor de 2e wereldoorlog worden er regelmatig veilingen van onroerend goed gehouden, notaris ens deed dit veel, het was natuurlijk 2 keer volle bak voor Hubers, want zo'n veiling gaat in 2 delen, de eerste keer bij opbod, de tweede keer bij afslag, de serieuze bieders mochten binnen plaats nemen, en natuurlijk komen er een hoop nieuwsgierige op af, deze werden verzocht om op de dijk te blijven.
Hubers trad op als er klanten lastig werden, zo heeft hij eens een keer klaas hofwegen, naar buiten gegooid wegens dronkenschap en overlast, klaas liet het er niet bij zitten, en begon schuin aan de overkant waar hij woonde, zelf in zijn schuurtje een café, waar de prijzen beduidend lager waren, als in de witte ballon. het verenigingsleven maakte dankbaar gebruik van de witte ballon, zo hield de oostelijke oranje vereniging hier haar activiteiten, in november 1920 werd er de eerste vergadering van de landstorm gehouden.
​
ook waren er wel eens misverstanden, een café in de wijnstraat te Dordrecht, had dezelfde naam, de witte ballon, deze adverteerde in de jaren 40 regelmatig in de Dordrechtse courant met : hedenavond weer live muziek van ......, de mensen lazen dit, en vertelde dit rond, want niet iedereen las de krant, het gevolg was dat er mensen naar de witte ballon in Papendrecht gingen, waar dan natuurlijk niets te doen was. op 8 januari 1937 zag caféhouder Hubers zich genoodzaakt 2 bezoekers uit Sliedrecht uit zijn café te verwijderen die de nodige overlast veroorzaakten, eenmaal buiten werden door de heren de messen getrokken, waarna de 30 jarige v de 50 jarige boer enige dodelijke steken toebracht, men droeg het slachtoffer het café weer binnen, waar hij spoedig daarna aan zijn verwondingen bezweek.
Wat vooraf ging
We gaan eerst een stukje terug in de tijd naar voor 1920, wat gebeurde er toen, de boeren moesten natuurlijk het hooi van het land af krijgen, dit was meestal geen probleem, men huurde een stel seizoenarbeiders in, die op het land het hooi verzamelden, vervolgens op een hooiwagen of praam gooiden, die dan meestal met paarden naar de boerderij gebracht werden, daar aangekomen werd het op de hooizolder opgeslagen, maar hooi neemt nogal wat ruimte in, dus wat had men bedacht, we laten er kinderen op springen, een boer had er zelf meestal wel een paar, vrienden en vriendinnen van de kinderen werden uitgenodigd om mee te doen met het zogenaamde hooispringen.
Dit met als doel om alles zo plat en klein mogelijk te krijgen in verband met ruimtegebrek, de kinderen deden dat graag, het was eigenlijk een sport op zich, en ze werden ervoor beloond in de vorm van fruit en eieren, men kreeg er regelmatig te drinken, maar het was slecht werk, het was niets anders dan stof happen, in papendrecht is hier een keer een ongeluk mee gebeurt, een jongen van een jaar of 10 sprong in een riek die men omhoog gestoken had en was op slag dood.
De Hooiperserij
Dekker had een manier bedacht dat dit allemaal niet meer nodig was, hij had een hooipersmachine laten bouwen, nu waren er zoveel met de naam dekker in Papendrecht, dat hij al gauw de bijnaam had van dekker de hooipers, zelf woonde hij in het bosch nr 44, zijn bedrijf de hooiperserij was op bosch 89, een heel groot gebouw met een hooipers erin, het pand is later overigens overgenomen door Arie van wijngaarden, die hier een garagebedrijf in begon.
​
​
​
​
​
​
​
​
​
​
​
Het pand lag natuurlijk op een strategische positie, van de achterkant was het te benaderen via de haven en de gantel, die toen nog bevaarbaar was, de boeren uit de biesbos kwamen met een praam de rivier over, en konden zo aanmeren, de voorkant met zijn grote deuren, er kon gemakkelijk een paard en wagen in, was natuurlijk ideaal voor de boeren uit Papendrecht. het werd een druk bedrijf in het bosch , dat zeker in het hoogseizoen bijna fulltime draaide, en ook werk verschafte aan tientallen papendrechters.
De polder in
Dekker had goed opgelet, hij miste wat ! de boeren uit de biesbos kwamen met een praam, de boeren uit Papendrecht met paard en wagen, maar waar bleef de rest van de Alblasserwaard! Slim als hij was kocht hij een paar pramen, bouwde er een hooipers op, en ging gewoon bij de boeren op bezoek, paar loopplanken mee, 2 of 3 knechten op de praam, en voor de boerderij aanmeren, voor het sjouwvolk moest de boer zelf zorgen, een gat in de markt natuurlijk, je moet er alleen even opkomen. De pramen lagen gemeerd in de latere pontonniershaven, en gingen vervolgens bij Alblasserdam de sluis door, zo de Alblas en de Graafstroom op tot aan Brandwijk en Molenaarsgraaf toe, buiten het hoogseizoen werden de pramen verhuurd aan rietwerkers, die in Papendrecht ook talrijk aanwezig waren.
met de moderniseren in de landbouw, ging ook het beroep van hooiperser verloren, dekker deed zijn schuur over aan Arie van wijngaarden, die er een garagebedrijf begon, en ging van zijn oude dag genieten.